De criteria

Een gebouw te maken dat ontstaat uit het landschap, dat adequaat is op die plek. Een gebouw dat alleen op die plek zo kan staan en er zo uitziet, maar tegelijkertijd recht doet aan zijn eigen vermogen.

Het zoeken naar de karakteristieken van het gebouw en de genius loci aan de hand van de historische betekenis, de morfologie en het ontstaan van het landschap.

De gewone aktiviteiten, zoals eten, drinken, rusten, baden, vrijen te verbinden met het sacrale, zodat het meditatieve kan samenvallen met het lichamelijke. Het gebouw dient daaraan ruimte te bieden.

Een gebouw te maken waar je een uur kunt zijn, een dag of een week, waar je even langs kunt gaan of langere tijd verblijven.

Een gebouw waarin je nog kunt ontdekken wat je er kunt doen.

Het loslaten van de orde die van buitenaf wordt opgelegd in de vorm. Bijvoorbeeld van een dwingende symmetrie, hiërarchie en voorspelbaarheid.

Het vermijden van dogmatiek, maar eerder symbolen herwaarderen en opnieuw inzetten in eigentijdse vorm. De toren vorm te geven als ruimtebeleving in hoogte en diepte.

Kleur als overgangsgebied tussen licht en schaduw.

Het maken van een evenwichtig dynamisch gebouw.

Een gebouw dat je ontdekt als je in beweging komt en waarin het midden steeds opnieuw bepaald wordt. Verandering van perspectief, richting en akoestiek. Verandering van perspectief, richting en akoestiek. Hoe zal het klinken als je door het gebouw beweegt.

Het aanspreken van de zintuigen door verandering van lichtinval, van ruimte die hoger, lager, dieper, breder en smaller wordt.

Een gebouw te maken dat ruimte in beslag neemt.